Kaatstermen

Bij ieder spel heb je een aantal “kreten” die je regelmatig hoort tijdens het spel. Het is goed, dat de spelers deze termen aangereikt krijgen, opdat ze weten wanneer welke termen gebruikt worden.

Spelregels:

  • Foar, de opgeslagen bal stuit voor het perk
  • Bûten, de opgeslagen bal stuit naast het perk
  • Kwea, (opslag) de opgeslagen bal wordt over het perk heen geslagen
  • Kwea, (uitslag) de uitgeslagen bal wordt over de zijlijn geslagen
  • Skrabje, de vingers raken het gras tijdens de uitslag
  • Twadde stuit, de bal wordt na de tweede stuit teruggeslagen (ongeldige slag)
  • Nije bal, de opslag wordt opnieuw gespeeld
  • Sit bal, de opslagbal wordt niet verwerkt door de uitslagpartij

Techniek: opslag, uitslag en tussenspel:

  • Boppe, de bal wordt over de bovenlijn uitgeslagen
  • Pripper, de bal wordt laag over de voorlijn opgeslagen  (moeilijk te verwerken voor de uitslagers)
  • Tuskenynse, de opgeslagen bal valt tussen de voorinse en achterinse in
  • Triktrak, een slag waarbij de bal door de perkpartij in ieder geval twee keer wordt geslagen

Telling:

  • Skjinne seis, de stand is 6-0 voor één partuur
  • Spul om’t earst, de stand is 2-1
  • Alles oan’e hang, de stand is 5-5 6-6

Bron: KNKB